Acupunctuur

Acupunctuur (vereenvoudigd Chinees: 针灸; traditioneel Chinees: 針灸; pinyin: zhēn jiǔ; Kantonees: Cham Kauw; Latijn acus = naald en pungere = steken) is een onderdeel van een behandelmethode in de traditionele Chinese geneeskunde. Hierbij worden naalden op zogenaamde acupunctuurpunten in het lichaam gestoken. Deze methode bestaat meer dan 2500 jaar en is nauw verbonden met Chinese filosofie. Sinds de bronstijd worden metalen naalden gebruikt. Voor die tijd gebruikte men vermoedelijk naalden van botsplinters of steen.

De eerste Europese verhandeling over acupunctuur is in 1683 geschreven door Willem ten Rhijne, die enkele jaren op Dejima verbleef. Daar maakte hij kennis met een eeuwenoud handboek dat gebruikt werd in Japan.

Naast de klassieke Chinese acupunctuur met naalden bestaat elektro-acupunctuur waarbij er een zwakke elektrische stroom door de naalden loopt, en laseracupunctuur, waarbij geen naalden worden gebruikt maar men een lage intensiteit laserlicht op de gebruikelijke plaatsen straalt.

De World Health Organization (WHO) overzag in 1979 het samenstellen van een lijst van aandoeningen waarbij mogelijk het gebruik van acupunctuur zinvol zou kunnen zijn. Een WHO-rapport maakt melding van een aantal wetenschappelijke publicaties waarmee men zegt aan te tonen dat acupunctuur in een effectieve behandeling kan voorzien van een variëteit aan aandoeningen, symptomen en condities.

Traditionele acupunctuur, zoals ze nu toegepast wordt, bestaat uit het inbrengen van roestvrijstalen naalden in verschillende delen van het lichaam (hao tjen-naalden). Bij moderne toepassing kunnen eventueel andere stimuli op punten van keuze worden toegepast, zoals bestraling met laser, een laagfrequente wisselstroom op de geplaatste naalden of zelfs toediening van kleine injecties in acupunctuurpunten. Sommige praktiserende acupuncturisten plaatsen naalden op, of bij de plaats van de ziektehaard, waar anderen punten kiezen op basis van de symptomen. In de traditionele acupunctuur wordt meestal een combinatie van punten gebruikt.

Binnen de traditionele Chinese geneeskunde (TCG) verklaart men ziekte en gezondheid (onder meer) de volgende uitgangspunten:

  • Levensenergie (chi of qi) circuleert door 14 kanalen, meridianen genoemd, die vertakkingen hebben naar alle organen en lichaamsfuncties.
  • De realiteit is dualistisch geordend naar een van de tegengestelde kwaliteiten van chi: hetzij yin (vrouwelijk, donker, koud, zacht, ontvangend, comprimerend enz.) dan wel yang (mannelijk, licht, warm, hard, gevend, expanderend enz.)
  • Fenomenen uit de natuur en het lichaam zijn geordend naar vijf groepen die elementen worden genoemd: water, hout, vuur, aarde en metaal.
  • Ziekte wordt toegeschreven aan een uit het evenwicht zijn van chi. Waar het normale stromen van chi geblokkeerd of anderszins uit balans raakt gaat dat gepaard met verschijnselen c.q. symptomen. Met praktijken zoals acupunctuur en qigong probeert men dit evenwicht te herstellen.

Het betreft hier een model – ontstaan in de Chinese traditie – dat probeert de waargenomen werkelijkheid te beschrijven.

Wat nog niet ter sprake is gekomen is ooracupunctuur, voor meer informatie druk op deze link.